Skip to main content

Er zijn van die dagen dat ik een pak melk aanzie voor appelsap. Dat ik naar buiten loop en met de autosleutel probeer mijn fietsslot open te maken. Tuurlijk, die momenten herkent iedereen. Die momenten zijn vrij normaal. Maar op het moment dat je deze voorbeelden als dagelijkse werkelijkheid herkent, zit je in de gevarenzone. De beginfase van dementie. De meest verschrikkelijke vorm van machteloosheid.

Ik heb elke maand wel een patiënt, meestal iemand die ik al jarenlang als huisarts begeleidt, die tegen me zegt: “Wanneer ik mijn vrouw ‘s ochtends naar binnen roep en een bak kattenvoer voorzet of wanneer ik vol overtuiging een ongewassen linkersok als koffiefilter gebruik, wil je me dan een handje helpen?”. Vervolgens stel ik uiteraard de vraag: “Wat bedoel je met helpen?” en is het antwoord altijd hetzelfde: “Wil je me dan alsjeblieft om zeep helpen”. Een duidelijke vraag, zonder vraagteken.

 De schoonheid van het leven woog simpelweg niet meer op tegen het ondraaglijke lijden van de patiënt.  

Ik zou exact hetzelfde willen. Het is een hele simpele en logische vraag waarover naar mijn onbescheiden mening teveel onnodige discussie gecreëerd is. Enige tijd geleden is er een aanvullende paragraaf verschenen over levensbeëindiging bij mensen met dementie die wilsonbekwaam zijn geworden. Weer een paragraaf, nog meer heen en weer gedebatteer over een delicaat onderwerp waarover de macht bij de patiënt zelf of diens familie zou moeten liggen.

De macht ligt fysiek gezien bij de huisarts of de apotheker omdat diegene het drankje verstrekt of de spuit hanteert, maar de geestelijke macht en de keuze ligt bij de patiënt, de familie én de huisarts. Het is goed dat er openheid bestaat over euthanasie, maar helaas blijven de gevolgen van de gezamenlijke keuze op het bordje van de huisarts liggen. Wij moeten beoordelen wanneer iemand daadwerkelijk wilsonbekwaam is en worden zelfs aangeklaagd voor moord wanneer we iemand helpen met het beëindigen van het lijden. Dat is een vreemd idee, in het bijzonder omdat de persoon in kwestie of de directe familie zelf heeft gevraagd om euthanasie én het voor de patiënt zelf de beste oplossing is.

De lastige kwestie voor ons zit in het feit dat je opgeleid bent om te genezen en niet om levens te beëindigen. Het is een hele rare kronkel in de reden waarom ik arts geworden ben. Ik ben geen arts geworden om op dinsdagmiddag met een zeis binnen te komen. Maar als het moment daar is heb ik er geen moeite mee, omdat ik niet alleen sta in de keuze en het eens ben met de patiënt en de familieleden. Ik vind het mooi om iemand op deze manier voor de laatste keer te kunnen helpen. Want daar ben ik wél huisarts voor geworden.